De Tibetaanse terriër, minder bekend als Dhokhi Apso, is een van de oudste hondenrassen en men zegt dat dit ras al meer dan 3000 jaar bestaat. Op basis van een in 2004 uitgevoerd grootschalig DNA-onderzoek wordt de Tibetaanse Terriër ingedeeld bij de ‘Ancient dog breeds’, de 14 rassen die genetisch gezien het dichtst bij de wolf staan.

1

Tibetaanse terriërs werden gehouden in het ruige terrein en klimaat van het Himalayagebied door nomaden voor herder, bewaking en andere diensten, maar niet als terriër (“Terra”=”Aarde”; terriërs jagen op kleine dieren in de “aarde”). Het ras Terriër is daarom onterecht en de Tibetaan hoort meer bij het ras van de herdershond. Door hun grootte en lenigheid konden ze in de berggebieden van de Himalaya dienstdoen waar grotere honden moeilijk konden komen. De Tibetaanse terriër en het kleinere formaat Lhasa Apso werden tevens gehouden als gezelschapshond door de boeddhistische monniken die in de geïsoleerde kloosters leefden, ze werden beschouwd als waardevolle gift en zouden geluk brengen. In 1930 is de Tibetaanse terriër voor het eerst geïntroduceerd in Europa en Amerika als gezelschapshond. Tegenwoordig hoort het ras tot de gezelschapshond en niet tot de terriërs.

Gedrag

Deze kleine kameraad houdt van mensen. Tibetaanse terriërs zijn levendig, uitgaand, vrolijk, moedig, waaks, attent, intelligent, vriendelijk en vredelievend. Ze kunnen goed met andere huisdieren omgaan zoals katten of konijnen. Ze doen graag alles mee met het gezin. Ze zijn graag bij kinderen, zijn dan niet kleinzerig en zullen nooit of zelden agressie vertonen. Vervelende situaties zullen ze mijden en laten zich zelden met vreemden in. Binnenshuis is de Tibetaanse terriër een rustige hond en kan makkelijk uren voor de open haard vertoeven. Als de Tibetaanse terriër erop getraind is kan hij prima overdag alleen zijn. Zeker als puppy is het belangrijk de hond af en toe een uurtje alleen te laten. Zijn blaf is uniek; het neemt in volume en toonhoogte toe naarmate hij langer blaft. Ze staan echter niet bekend als “keffers”. Zijn uiterlijk kan de schijn hebben van een troeteldier, maar in zijn eigen beleving is hij een reuzenhond en gedraagt zich ook zo. Al is hij voor een herders-achtige tamelijk klein van stuk, fysiek en psychisch gezien is het een sterke, stoere hond die vol bewegingsdrang zit. Kan wel agressief zijn naar andere honden toe, met name als ze zijn aangelijnd.

Vacht

De dubbele vacht is dik, met een warme wollige fijne ondervacht en een lange harige bovenvacht (dekvacht) met een structuur als dat van mensenhaar. De bovenvacht is fijn, hoort niet zijdeachtig (dun), wollig of krullend te zijn. De vacht is lang en dik, maar reikt niet tot de grond zoals bij andere rassen als de Lhasa Apso of de Maltezer. Het haar bedekt het gezicht en ogen, maar lange oogwimpers zorgen ervoor dat het haar niet in de ogen komt. De Tibetaanse terriër heeft een zeer goed gezichtsvermogen.

2Kleur

Alle kleuren behalve chocoladekleur zijn toegestaan zonder voorkeur. Tibetaanse terriërs zijn er in iedere combinatie van enkel kleurig, bont, driekleurig, bruin of grijze streken, gevlekt, wit, wit-zwart, goudkleurig, crème, grijs, rookkleurig, zwart of zwart-wit.
De neusstreek (neusleer) moet zwart zijn, de ogen donkerbruin en de oogranden zwart.

Bedenk echter wel dat hetgeen niet is toegestaan alleen geldt voor de fokkerij.

Een chocoladekleurige Tibetaan met een lichte neus, of een witte zonder zwarte oogranden kunnen net zo goed hele lieve en gezonde huishonden zijn en zijn net zo raszuiver als hun broertjes en/of zusjes.